Auteursarchief: Bart

Fataal

Op woensdag, bij de lunch, heb ik inmiddels 100km gefietst. Ik wilde toch wel heel graag een keertje in de boot zitten, en omdat de middag niet voor de wedstrijd wordt geklokt mag ik gaan sturen. Woohoo! Het landde nog niet helemaal, maar dat werd beter na een bemoedigende yell van het team. Canal du Midi, here I come.

Ik stapte wat zenuwachtig in de boot; als iemand die net zijn rijbewijs heeft en een auto stuurt met allemaal ervaren chauffeurs. Ik roei nog net geen jaar.

Oh, wat voelde dat lekker om in de boot te zitten. Ik snoof het allemaal op. Bij de eerstvolgende sluis kon ik niet goed Roels aanwijzingen vanaf de wal zien en legde ik de boot aan waar dat het beste leek. Roel pakte de boot, ik stapte uit, en toen ging iets heel goed mis.

In mijn poging om stabiel op de wal te klimmen strekte ik mijn linkerarm uit, en direct voelde ik mijn schouder uit de kom schieten – neeee, niet WEER!

Van alles ging er door me heen: waarom gebeurde dit, terwijl al mijn fysio-oefeningen vlak daarvoor zo goed aanvoelden, en ik tijdens het helpen bij de sluizen nergens last van had? En: ik laat mijn team in de steek! Maar vooral: wat een gruwelijke pijn, wie kan me helpen?

Mijn team was er snel bij om te helpen met stabiel liggen, hulp zoeken, een schaduw maken met een stuk folie, Frans te vertalen en om me te troosten. Onder de roeiers was een Franse arts, maar die kwam niet verder dan een paar controles uitvoeren en een paar vragen stellen. Is er dan niemand die ter plekke mijn arm kan terugzetten? Ik voelde me overgeleverd aan de Franse eerste hulp, die er nog niet was, en het wachten duurde lang.

De ambulance kwam, ik weet het niet meer zo goed, 15 of 20 minuten later. Ze tilden me de wagen in en samen met Jeanne onderweg naar de eerste hulp in Carcassonne. Jeanne hielp enorm met vertalen en het administratief afhandelen van de opname. Op een gegeven moment werd een infuus in mijn arm geprikt en kon Jeanne ook niet langer blijven. Na vier doses morfine werd ik eindelijk verdoofd genoeg om de pijn minder te voelen en zette een arts de arm weer terug. Pfoei, dat voelde alweer een stuk beter.

Ik werd ineens wakker en het was rond een uur of acht – ik had iets van vier uur geslapen. Ik had inmiddels een mitella om mijn arm. Ik kreeg wat te eten (lekker: sperzieboontjes, gebakken ei, tomaatjes in die lekkere Franse mayosaus en appelmoes). Om half tien kwamen Roel en Johan langs. Ik was erg blij ze weer te zien! Ik moest nog een nachtje in het ziekenhuis doorbrengen vanwege alle morfine die ze in mijn lichaam hadden gespoten. Daarna kijken we hoe ik de rest van de week ga overnachten, misschien is een krap tentje dan niet zo’n goed idee. Ik vind het belangrijker om bij mijn team te zijn, en de campingeigenaar heeft nog een goed matras voor me. Super! Later komen Geertje en Roel nog terug om wat nodige spulletjes brengen.

Mijn nacht in het ziekenhuis was, laten we zeggen, niet ideaal; ik lag aan hart/longbewaking en elk heel uur werd mijn armband door een lawaaiige compressor opgepompt om mijn bloeddruk te meten. Ik kon me ook niet goed bewegen met al die sondes in mijn lichaam.
Om drie uur ’s nachts werd een patiënt de kamer in gereden. Nadat de verplegers klaar en vertrokken waren, klonk er ineens luide muziek uit de andere kant van mijn kamer. Zut alors, om drie uur? ‘Kan dat uit alsjeblieft?’ vroeg ik in perfect vakantie-Frans. ‘Maar monsieur, deze muziek is van mijn geboortestreek en het is zoo mooi, luister maar!’ hoorde ik hem voorzichtig uitleggen. Op datzelfde moment ging mijn bloeddrukcompressor met luid gebrom zijn werk doen. Heb ik weer. ‘Euh, meneer, wat is dat?’ hoorde ik hem vragen. Voordat ik kon antwoorden ging zijn muziek weer luid aan. De verpleger kwam binnenstuiven om duidelijk te maken dat hij stil moest zijn. Verpleger weg, muziek weer aan. M’enfin? ‘Zet dat uit, zorg dat ik niet bij je hoef te komen!’ riep ik kwaad, met mijn slangetjes, mitella en morfinelijf. Die gast gedroeg zich als een dronken tiener. Dit ging een paar keer zo heen-en-weer, totdat de verplegers deze man weghaalden – mooi zo.
Hij was inderdaad een bezopen tiener.

Vanmorgen ben ik met de expliciete instructie dat de mitella twee weken lang niet van mijn lichaam mag wijken (euh, douchen?) ontslagen uit het ziekenhuis, en ben ik door een taxi via een pharmacie weer naar de camping gebracht.

We gaan als team door met de Rallye (gelukkig), en we staan op nummer één! Allez RIC!
Ik kan niet wachten om ze vanavond weer te zien.

Vanaf de zijlijn

Mijn voornaamste taak tijdens de Rallye is de roeiploeg vanaf de kant zo goed mogelijk ondersteunen. Hiervoor hebben we een fiets meegenomen. Op de fiets kan ik de sluizen alvast verkennen en bepalen waar de boot het beste uit het water en er weer in geplaatst kan worden.

Dat valt nog best tegen! De sluizen volgen elkaar in rap tempo op, en ik moet me een weg banen door alle boten en fietsers die op een wat meer recreatieve manier gebruik maken van de nogal smalle paadjes. Bovendien zijn de paadjes vaak niet meer dan een eeuwenoud karrespoor waar de wortels van de platanen aardig hun best gedaan hebben om zichzelf hinderlijk te profileren. Ik hoop maar dat Johan niet teveel gehecht is aan zijn fiets. 🙂

Het helpt niet mee dat ons team zo schrikkelijk hard roeit. Als ik denk dat ik een aardige voorsprong heb opgebouwd, en al rennend een sluis verkend heb, zie ik de riemen van onze boot al in de verte mijn kant op bewegen. Wauw! Gelijk uitzetboom uitschuiven, schreeuwen en wuiven om mezelf aan stuur bekend te maken, en hopen dat stuur me op tijd ziet. Yes, stuur zwaait terug! (Idee voor later: communiceren met gastoeters? Ze zullen het weten ook!)

Na elke sluis krijgen we betere routine bij de logistiek. Als de boot in de buurt komt ruk ik met de uitzetboom (dat stiekum ook een trekboom is) de boot naar de kant. ‘Rustig Bart!’ Yeah, I know. Ik ga met mijn buik op de wal liggen om de boot stabiel vast te houden. ‘Klaar!’ roep ik en iedereen stapt één voor één uit.
Roel en Johan pakken de boeg van de boot en tillen dat ding op de kant, terwijl Geertje met de uitzetboom de achtersteven juist verder het water in duwt. Nu kunnen we de boot de wal optrekken, en help ik Roel en Johan om de boot voorzichtig omhoog te tillen. Ik let daarbij goed op dat ik mijn goede arm gebruik, ik wil niet mijn linkerschouder nog eens uit de kom.
De chariot wordt onder de boot geplaatst en Jeanne, Geertje en Maartje zorgen dat de chariot stabiel onder de boot staat. Ok? Hup, rennen dan!
Aan de andere kant van de sluis doen we dezelfde handelingen in tegengestelde volgorde. Op naar de volgende sluis.

Na zo’n dag ben ik er aardig doorheen. Op een andere manier dan mijn teamgenoten welliswaar; mijn kleding zit onder de troep van de flora en whatever-de-fauna-uitscheidt. Ik stink naar, nou ja, probeer er maar iets bij voor te stellen. Verder zit ik onder de schrammen, sneetjes en andere huidschade op handen en benen. Dat gaat gelukkig wel weer over, tot nu toe gaat het goed!

Uniform

Het verlangen van Geertje om de Sound of Music te bestempelen als de ‘ploegsong’ was voldoende inspiratie om roeipakjes te naaien van de gordijnen. Het kostte wat moeite, maar het resultaat is werkelijk geweldig!

Wat Julie Andrews kan, dat kunnen wij ook. Custom-made playclothes met een duidelijk familiegezicht. Canal du Midi, here we come!Lay ee odl lay ee odl lay hee hoo

Dit bericht werd geplaatst in voorbereiding op door .