Rare wedstrijd

De Rallye du Canal du Midi is een rare wedstrijd.
Ten eerste omdat het natuurlijk eigenlijk best belachelijk is om een wedstrijd van tweehonderd kilometer met vijfenvijftig sluizen te varen.

Maar ook omdat er maar twee velden zijn: C4x+’en (dat zijn vrij brede boten voor vier roeiers en één stuurman) en skiffs: smalle eenpersoonsboten. Die nog best hard gaan, vooral omdat het veel minder gedoe is om zo’n klein bootje bij een sluis uit het water te halen.

Verder is het raar dat de organisatie nauwelijks op roeiers lijkt toegerust. Of, althans, niet op roeiers die het als een wedstrijd zien. De middagpauzes zijn ellendig lang (maar dat komt natuurlijk ook omdat het nadat wij binnen zijn nog minstens een uur duurt voor de rest compleet is) en de lunches worden pas ruim nadat iedereen er is geserveerd. En ze zijn zwaar en vettig. Best lekker, als de middagetappe niet voor de klok is, maar anders roeit dat bijzonder onaangenaam. Vooral omdat de start van de tweede etappe dan bijvoorbeeld een uur na het einde van de lunch is. Dan is je cassoulet écht nog niet weg…

En die rare voorkeur voor lunchplekken zonder sanitair, dat vind ik ook best gek…

Als je er zo over nadenkt, is het natuurlijk ook best raar om zo’n wedstrijd in augustus te organiseren. Waarom niet gewoon rond Hemelvaart, en dan in Friesland? Dan heb je ook meteen geen last meer van die sluizen

En er is nog een raar detail aan deze wedstrijd. Roeien is geen contactsport. Het is dus behoorlijk veilig. Goed, je wordt er niet per se mooier van (blaren op je handen, of dikke stukken (eventueel zwart) eelt, nare plekken op je kuiten, dat werk. Fotomodel word je er niet mee, maar goed, daar was ik toch al honderd kilo te zwaar voor. Maar dan dit. Zo’n lange wedstrijd in de zon heeft als voordeel dat je er erg mooi bruin van wordt. Dat is leuk. Het combineert alleen zo slecht met alle butsen, blauwe plekken, schrammen en schaven die je er óók bijkrijgt. Van dat lompe gehannes met die boot, ploegen die tijdens het lopen met de boot niet opletten en met hun riemen tegen je aanbotsen en alle vormen van stekelige oeverbegroeiing.
Gelukkig hebben we ook wat dat betreft Bart, die echt helemaal onder de oorlogswonden zit (ook al voor zijn arm losliet). Dat relativeert de boel dan weer een beetje…

Maar wij zijn ook raar. Wij zijn een van de weinige ploegen die hun eigen boot hebben meegenomen (de rest vaart in huurboten, variërend van best aardig tot je reinste brandhout (dat laatste geldt ook voor de roeiers die erin zitten)). We zijn zonder meer de enigen met zulke coole bliksemschichten op de taften. Ik heb ook pas één andere ploeg met een coxbox gezien (een intercom voor in de boot, waardoor de stuurman te verstaan is zonder te schreeuwen). En mensen vinden ons groot. Dan duwen we snel Geertje naar voren, om aan te tonen dat dat best meevalt. En dan laat zij d’r spierballen zien. Zijn ze toch weer onder de indruk.

De meeste ploegen slapen bovendien in een door de organisatie geregeld hotel, en wij zitten lekker te klungelen op een camping.

O, en wij zijn volgens mij ook de enigen met een eigen ‘chariot’. De chariot is het karretje waar we de boot op vervoeren langs de sluizen. De organisatie verstrekt chariots, maar die zien er nogal lomp uit. Dus heeft Roel er zelf een geknutseld. Hij (de chariot) is licht, en veel sterker dan we gedacht hadden. En dat is goed, want de paden langs de sluizen zijn ook niet zo geweldig.

Eén ding is dan weer niet raar. We roeien als een gek en hard ook. En het is onwijs gezellig.

Dit bericht werd geplaatst in roeien op door .

Donderdagmiddag

Donderdagmiddag horen we na de lunch dat we eerste liggen. Mooi, dan kunnen we achteraan starten. En de korte samenvatting is dat we niet achteraan finishen.

Eerst passeren we Lille en daarna, bij de derde sluis, ook Toulouse. Een mooie actie, we zijn gewoon sneller tijdens het passeren van een sluis. Lille is bij dezelfde sluis extreem snel (dankzij dat tanige oude mannetje dat de boot met één vinger het water ingooit), maar die halen we kort daarna tijdens het roeien weer in. Ze moedigen ons aan, roepen dat wij nu wel Toulouse moeten verslaan. Goed, we doen ons best. En in deze etappe eindigen ze minuten na ons.

Het ziet er dus goed uit. Maar eerst morgen nog. De eerste etappe is 27 kilometer en de tweede 18. En we zijn ervoor gewaarschuwd dat in dit stuk helemaal geen platanen meer staan, en dat je dus in de volle zon roeit. O, en er is steeds meer pleziervaart op dit stuk van het Canal. Dat merkten we vanmiddag al; het is best druk met best grote boten waarvan de kapiteins geen idee hebben wat ze doen…

Er kan dus nog van alles gebeuren!

Dit bericht werd geplaatst in roeien op door .

Fataal

Op woensdag, bij de lunch, heb ik inmiddels 100km gefietst. Ik wilde toch wel heel graag een keertje in de boot zitten, en omdat de middag niet voor de wedstrijd wordt geklokt mag ik gaan sturen. Woohoo! Het landde nog niet helemaal, maar dat werd beter na een bemoedigende yell van het team. Canal du Midi, here I come.

Ik stapte wat zenuwachtig in de boot; als iemand die net zijn rijbewijs heeft en een auto stuurt met allemaal ervaren chauffeurs. Ik roei nog net geen jaar.

Oh, wat voelde dat lekker om in de boot te zitten. Ik snoof het allemaal op. Bij de eerstvolgende sluis kon ik niet goed Roels aanwijzingen vanaf de wal zien en legde ik de boot aan waar dat het beste leek. Roel pakte de boot, ik stapte uit, en toen ging iets heel goed mis.

In mijn poging om stabiel op de wal te klimmen strekte ik mijn linkerarm uit, en direct voelde ik mijn schouder uit de kom schieten – neeee, niet WEER!

Van alles ging er door me heen: waarom gebeurde dit, terwijl al mijn fysio-oefeningen vlak daarvoor zo goed aanvoelden, en ik tijdens het helpen bij de sluizen nergens last van had? En: ik laat mijn team in de steek! Maar vooral: wat een gruwelijke pijn, wie kan me helpen?

Mijn team was er snel bij om te helpen met stabiel liggen, hulp zoeken, een schaduw maken met een stuk folie, Frans te vertalen en om me te troosten. Onder de roeiers was een Franse arts, maar die kwam niet verder dan een paar controles uitvoeren en een paar vragen stellen. Is er dan niemand die ter plekke mijn arm kan terugzetten? Ik voelde me overgeleverd aan de Franse eerste hulp, die er nog niet was, en het wachten duurde lang.

De ambulance kwam, ik weet het niet meer zo goed, 15 of 20 minuten later. Ze tilden me de wagen in en samen met Jeanne onderweg naar de eerste hulp in Carcassonne. Jeanne hielp enorm met vertalen en het administratief afhandelen van de opname. Op een gegeven moment werd een infuus in mijn arm geprikt en kon Jeanne ook niet langer blijven. Na vier doses morfine werd ik eindelijk verdoofd genoeg om de pijn minder te voelen en zette een arts de arm weer terug. Pfoei, dat voelde alweer een stuk beter.

Ik werd ineens wakker en het was rond een uur of acht – ik had iets van vier uur geslapen. Ik had inmiddels een mitella om mijn arm. Ik kreeg wat te eten (lekker: sperzieboontjes, gebakken ei, tomaatjes in die lekkere Franse mayosaus en appelmoes). Om half tien kwamen Roel en Johan langs. Ik was erg blij ze weer te zien! Ik moest nog een nachtje in het ziekenhuis doorbrengen vanwege alle morfine die ze in mijn lichaam hadden gespoten. Daarna kijken we hoe ik de rest van de week ga overnachten, misschien is een krap tentje dan niet zo’n goed idee. Ik vind het belangrijker om bij mijn team te zijn, en de campingeigenaar heeft nog een goed matras voor me. Super! Later komen Geertje en Roel nog terug om wat nodige spulletjes brengen.

Mijn nacht in het ziekenhuis was, laten we zeggen, niet ideaal; ik lag aan hart/longbewaking en elk heel uur werd mijn armband door een lawaaiige compressor opgepompt om mijn bloeddruk te meten. Ik kon me ook niet goed bewegen met al die sondes in mijn lichaam.
Om drie uur ’s nachts werd een patiënt de kamer in gereden. Nadat de verplegers klaar en vertrokken waren, klonk er ineens luide muziek uit de andere kant van mijn kamer. Zut alors, om drie uur? ‘Kan dat uit alsjeblieft?’ vroeg ik in perfect vakantie-Frans. ‘Maar monsieur, deze muziek is van mijn geboortestreek en het is zoo mooi, luister maar!’ hoorde ik hem voorzichtig uitleggen. Op datzelfde moment ging mijn bloeddrukcompressor met luid gebrom zijn werk doen. Heb ik weer. ‘Euh, meneer, wat is dat?’ hoorde ik hem vragen. Voordat ik kon antwoorden ging zijn muziek weer luid aan. De verpleger kwam binnenstuiven om duidelijk te maken dat hij stil moest zijn. Verpleger weg, muziek weer aan. M’enfin? ‘Zet dat uit, zorg dat ik niet bij je hoef te komen!’ riep ik kwaad, met mijn slangetjes, mitella en morfinelijf. Die gast gedroeg zich als een dronken tiener. Dit ging een paar keer zo heen-en-weer, totdat de verplegers deze man weghaalden – mooi zo.
Hij was inderdaad een bezopen tiener.

Vanmorgen ben ik met de expliciete instructie dat de mitella twee weken lang niet van mijn lichaam mag wijken (euh, douchen?) ontslagen uit het ziekenhuis, en ben ik door een taxi via een pharmacie weer naar de camping gebracht.

We gaan als team door met de Rallye (gelukkig), en we staan op nummer één! Allez RIC!
Ik kan niet wachten om ze vanavond weer te zien.

Vanaf de zijlijn

Mijn voornaamste taak tijdens de Rallye is de roeiploeg vanaf de kant zo goed mogelijk ondersteunen. Hiervoor hebben we een fiets meegenomen. Op de fiets kan ik de sluizen alvast verkennen en bepalen waar de boot het beste uit het water en er weer in geplaatst kan worden.

Dat valt nog best tegen! De sluizen volgen elkaar in rap tempo op, en ik moet me een weg banen door alle boten en fietsers die op een wat meer recreatieve manier gebruik maken van de nogal smalle paadjes. Bovendien zijn de paadjes vaak niet meer dan een eeuwenoud karrespoor waar de wortels van de platanen aardig hun best gedaan hebben om zichzelf hinderlijk te profileren. Ik hoop maar dat Johan niet teveel gehecht is aan zijn fiets. 🙂

Het helpt niet mee dat ons team zo schrikkelijk hard roeit. Als ik denk dat ik een aardige voorsprong heb opgebouwd, en al rennend een sluis verkend heb, zie ik de riemen van onze boot al in de verte mijn kant op bewegen. Wauw! Gelijk uitzetboom uitschuiven, schreeuwen en wuiven om mezelf aan stuur bekend te maken, en hopen dat stuur me op tijd ziet. Yes, stuur zwaait terug! (Idee voor later: communiceren met gastoeters? Ze zullen het weten ook!)

Na elke sluis krijgen we betere routine bij de logistiek. Als de boot in de buurt komt ruk ik met de uitzetboom (dat stiekum ook een trekboom is) de boot naar de kant. ‘Rustig Bart!’ Yeah, I know. Ik ga met mijn buik op de wal liggen om de boot stabiel vast te houden. ‘Klaar!’ roep ik en iedereen stapt één voor één uit.
Roel en Johan pakken de boeg van de boot en tillen dat ding op de kant, terwijl Geertje met de uitzetboom de achtersteven juist verder het water in duwt. Nu kunnen we de boot de wal optrekken, en help ik Roel en Johan om de boot voorzichtig omhoog te tillen. Ik let daarbij goed op dat ik mijn goede arm gebruik, ik wil niet mijn linkerschouder nog eens uit de kom.
De chariot wordt onder de boot geplaatst en Jeanne, Geertje en Maartje zorgen dat de chariot stabiel onder de boot staat. Ok? Hup, rennen dan!
Aan de andere kant van de sluis doen we dezelfde handelingen in tegengestelde volgorde. Op naar de volgende sluis.

Na zo’n dag ben ik er aardig doorheen. Op een andere manier dan mijn teamgenoten welliswaar; mijn kleding zit onder de troep van de flora en whatever-de-fauna-uitscheidt. Ik stink naar, nou ja, probeer er maar iets bij voor te stellen. Verder zit ik onder de schrammen, sneetjes en andere huidschade op handen en benen. Dat gaat gelukkig wel weer over, tot nu toe gaat het goed!

Donderdagochtend

We zijn dus vanochtend toch maar gestart. Gelukkig lag de start vlak bij de camping, dus we hoefden niet belachelijk vroeg op. Of, althans, niet zo achterlijk vroeg als andere dagen. En hadden we dus nog even tijd om een coucoussalade in elkaar te gooien, en flink zoete aanmaaklimonade te maken. Want daar ontbreekt het ons wel aan, energie onderweg. Want stoppen bij revitaillementsposten (dat soort dingen is hier erg goed geregeld) is ook weer zo wat, als je aan komt rennen met je boot. Gelukkig zijn we, doordat we onze eigen boot en riemen hebben, erg goed herkenbaar: andere ploegen gaan vaak opzij als we eraan komen. Heel cool!

Deze etappe is 21 kilometer, met vijf sluizen. Geertje coacht iedereen vanaf de stuurplek weer in het ritme: keren, staan en genieten. De organisatie heeft ons verder Henri uitgeleend, die ons helpt bij de sluizen. Het is natuurlijk niet Bart, maar beter dan niemand. We zijn laat bij de start en beginnen daarom achteraan, vrij ver achter de rest aan. Helemaal niet erg, zo kunnen wij er weer even rustig inkomen. En uiteindelijk halen we ze toch wel in. Lille hebben we bij de derde en de vierde sluis wel te pakken; Toulouse halen we niet in, maar we finishen er wel vlak achter. Daar hielpen ze ons ook wel een beetje mee door een riem te breken; dat krijg je, van dat lompe gedoe.

Bij de lunch krijgen we van de ‘chronometreur’ onofficieel te horen dat we na deze etappe overall eerste liggen, met een paar seconden voorsprong op Toulouse. Die doormoeten met een geleend stel riemen. Macons, voor de kenners. We gaan ze halen vanmiddag. Weer ruim twintig kilometer met vijf sluizen. En op de wat langere roeistukken vreten we ze op.

Dit bericht werd geplaatst in roeien op door .

Kut. Met peren.

Onze ochtendetappe was vrij lang (24 kilometer), en met maar vijf sluizen. Roel stuurde, en we gingen goed. Geweldig hard. We hadden voor de start gehoord inmiddels tweede te liggen, met een paar seconden achterstand op Lille (de groenen).
Hen hebben we de hele race niet gezien, ze startten vrij lang na ons. De witten zijn direct voor ons gestart en gefinisht, en het verschil leek niet eens zo heel groot. Dachten we.

Toen kwam het op het gras liggen uitrekken, bijdrinken en op eten wachten. Gelukkig hadden we het (enorme) restje couscous van gisteren meegenomen, want de vegetarische maaltijd was macaroni met kaas. En brood met boter. En een nectarine toe.

De middagetappe is kort (15 kilometer) en niet geklokt. Een ideale gelegenheid om Bart te laten sturen. Zit hij toch nog een keer in een boot. En dat gaat prima. Tot de eerste sluis. Hij stapt misschien wat onhandig uit, glijdt weg, valt, en zijn schouder is er weer uit.

Daar zit je dan, met een van pijn kreperende Bart en niets dat je kunt doen. Een passerend arts besluit niets te doen behalve wat bemoedigende vragen stellen en op de ambulance wachten. En ook als die er eenmaal zijn duurt het lang, voordat ze hem eindelijk iets verdovends geven. En dan duurt het nog langer voordat dat dan werkt. Kut. Met peren.

Inmiddels ligt hij in Carcassone in het ziekenhuis, en daar blijft hij ook vannacht.

De boot is terug bij de start van morgen, de roeiers zijn weer een beetje bij elkaar geraapt en vooralsnog varen we morgen gewoon. Het zijn maar tien sluizen; daar komen we wel overheen. En wat mij betreft gaan we dan die klotewedstrijd winnen ook. Kut!

Dit bericht werd geplaatst in roeien op door .

De tegenstand

Zo op het oog lijkt de Rallye du Canal du midi een beetje een wedstrijd voor bejaarden. Internationaal, dat wel, er zijn meerdere Australische, Nieuw-Zeelandse en Amerikaanse ploegen. Die toch vooral bestaan uit vriendelijke grijsaards met een voorkeur voor het goede leven. En, opvallend genoeg zijn dat erg vaak ploegen die uit dames en één heer bestaan. Amerikaanse mannen hebben blijkbaar te weinig vakantiedagen voor dit soort fratsen.

Er zijn gelukkig nog een paar ploegen die er echt een wedstrijd van maken. Wij liggen in gevecht met twee ploegen:

Toulouse
Dat zijn de witten. Een ploeg die zo te zien uit één dame en vijf heren bestaat (het is ons niet helemaal duidelijk wat de maximum teamgrootte is). De heren zien er behoorlijk afgetraind uit, maar hun roeien is niet geweldig, en hun sturen al helemaal niet. Ze winnen vooral op het gooi- en smijtwerk bij de sluizen, en daar zijn ze echt heel erg lomp. We verdenken ze ervan om die reden een huurboot te gebruiken. Ze zijn op de eerste dag ook al drie keer omgeslagen. Maar ja, ze zijn dus wel vrij sterk.

Lille
Dat is de groene ploeg. Een jonge mixploeg, in een groene stokoud uitziende boot, die we ervan verdenken een B4 te zijn. Hun boot is in ieder geval duidelijk lichter dan de onze. Hun grootste troef lijkt een man die er op het eerste gezicht ongevaarlijk uitziet, een kleine gebochelde grijze zestiger. Maar hij blijkt buitengewoon sterk, hij rukt die boot op elegante wijze in zijn eentje zó uit het water. En ze roeien ook behoorlijk door.

We zijn overigens niet de enige Nederlanders, Daventria is hier ook met een vier en een skiffeur.

Dit bericht werd geplaatst in roeien op door .

Dag 1

Zwaar begin

Maandag begon dan eindelijk de wedstrijd. Vroeg op, appartement uit en met alle zooi naar het botenterrein, en van daaraf moest er dan ook nog een auto naar het eindpunt van vandaag gebracht worden. Op het botenterrein lagen inmiddels een stuk meer boten dan toen we hier zondagmiddag weggingen, en ook een stuk betere boten. Maar niemand andere met zo’n snelle romp, en zulke snelle bliksemschichten op het taftzeil.

De organisatie gaat op zijn Frans: we zouden om acht uur starten, maar in praktijk begon de briefing om kwart over acht.

De start ging ook een beetje chaotisch. Het zou op startnummer gaan (wij zijn boot 29, van de 52). En ons plan was ook om redelijk achteraan te starten, om de kunst bij de sluizen een beetje af te kijken. Daar hadden we buiten onszelf en de Fransen gerekend: het zit niet echt in onze aard om achter allerlei treuzelaars voor de start te blijven liggen, en toen we eenmaal bij de start in de buurt kwamen, mochten we ook gewoon gaan. Ondanks de voorgeschreven startvolgorde.

Het roeien ging vrijwel meteen lekker. Compact, in een stevig tempo en uiteraard, zoals Johan dat zegt, klokgelijk. Heerlijk! En enorm imponerend natuurlijk, ik kijk uit op de gebronsde schouderpartijen van Geertje en Johan, in onze prachtpakjes.

De eerste sluizen waren een belevenis. Omhoog (dus je kijkt tegen een enorme deur aan), en over heel veel hoogteverschil. De boot moet dan zo snel mogelijk uit het water, op een tweewielig karretje, de ‘chariot’, en dan vrij steil omhoog lopen, langs de sluis en dan weer in de omgekeerde volgorde het water weer in.
Dat is een behoorlijk gestuntel; wie doet wat, en hoe doe je dit überhaupt het handigst? We hebben wel geoefend, maar langs de Weespertrekvaart is het toch anders…
We mogen het in de eerste etappe (21 kilometer) vier keer proberen. En het gaat steeds beter, en het roeien onverminderd hard.

De finish (dat is de tijdman, de ‘chronometreur’) duikt vrij plotseling op, en dan zijn we klaar. De boot mag op de kant en we komen als een van de eerste ploegen op de lunchplek aan. Op een wat breed stuk bospad staan tafels met lange banken, en de wc noemen ze hier ‘wc sauvage’; je mag het bos inlopen of een plekje langs het veld zonnebloemen zoeken. Dan weet je meteen ook wat het nadeel is van zo’n kek roeipakje…

Gelukkig hebben we mueslirepen mee, het is nog meer dan een uur wachten op de lunch. Want de rest van de ploegen moet nog aankomen, en het is volkomen duidelijk dat lang niet iedereen deze tocht als een wedstrijd ziet. Of, zo lijkt het, bijna niemand.

De lunch bestaat uit brood, sla, uitgebreide paella en wijn. En appeltaart toe. Best lekker, maar niet per se het beste eten om op te roeien.

Gelukkig is er daarna ook nog een uurtje om uit te buiken, en dan komen de uitslagen: we zijn de snelste C4, met vijf minuten voorsprong op de nummer twee.

De middagetappe is ongeveer even lang, maar heeft zeven sluizen. En een Le Mans-start: er wordt in omgekeerde finishvolgorde gestart (wij aan het einde dus), en op de weg. Daarvandaan is het zevenhonderd meter naar de eerste sluis. We treuzelen wat bij de start (om de weg voor ons leger te krijgen) en rennen naar de start. Ook dat, het rennen naar met de boot op het karretje, hadden we geoefend, maar het is toch best wel ver. We worden er al langs gelaten door een aantal ploegen, maar zien wel dat de concurrentie is gaan roeien. Dat is slim, want zo kun je veel meer ploegen inhalen. Maar we zien onze concurrentie het stuk roeien. En dat is slimmer, want je haalt zo veel makkelijker in. Maar goed, het scheelt ons nu een keer erin en eruit.
We worden wel steeds handiger in die sluizen. En het roeien gaat nog steeds snoeihard. En het is warm. heel erg warm. Echt heel erg warm. Onderweg worden drinken en abrikozen uitgedeeld, en Bart blijft onvermoeibaar bidons aanreiken als wij met de boot lopen.
We lopen op elk roeistuk in op de ploegen die vlak voor ons gestart zijn, en op de sluizen winnen zij dan weer op ons. Maar aan het einde lijken ze wel op ons in gelopen te zijn.

En dan is dag 1 klaar. Niemand had er denk ik op gerekend hoeveel impact de warmte heeft; we zijn echt kapot.

Dit bericht werd geplaatst in roeien op door .

Wonderen der techniek

Zo’n roei-kampeertocht door het idyllische zuiden van Frankrijk lijkt misschien rustiek en simpel. Eenvoudig, met duidelijke doelen (eten, roeien, slapen) en een helder ritme. Een uitgelezen kans om los te komen van de hectiek van alledag, van de slavernij van de moderne techniek. Niets is echter minder waar.

Want behalve al die roeikleren, dat eten en die tenten, zijn er ook mee

  • Vijf smartphones
  • Vijf GPS’en
  • Vier iPads
  • Drie coxboxen
  • Een set boxjes
  • Een laptop
  • Een enorme camera (mét toeters een bellen)
  • Een minicamera (zonder)
  • Een mixer

En dan nog oneindige voorraden oplaadkabeltjes, batterijen, beschermhoesjes en verloopstukjes en -stekkers. En twee auto’s, een bus en een botenwagen.

Nou ja, die mixer is eigenlijk niet mee. En we hebben ook geen vaatwasser. Dacht ik, er zouden nog zo maar verrassingen uit deze of gene tas kunnen komen…